[1881-1944]

Nicolai Roslavets

Nikolai Andreevich Roslavets (4 january 1881, Dushatino/Oekraïne  – 23 augustus 1944, Moskou) was, volgens Stravinsky, de interessantste Russische componist van de 20ste eeuw. Hij was een van de leidende figuren in het Russische muziekleven van de jaren 1920.
Na eerste viool-, piano- en theorielessen in Kursk, werd hij in 1902 aangenomen als leerling van het Conservatorium van Moskou met als leraren Jan Hřímalý (viool), Sergei Vasilenko (compositie) en voor de theoretische vakken Mikhail Ippolitov-Ivanov en Alexander Ilyinsky. Hij studeerde er in 1912 af met een zilveren medaille voor zijn cantate Hemel en Aarde (naar Lord Byron).

In de jaren 1910 werden enkele van Roslavets' werken uitgegeven door Russische futuristische tijdschriften, voorzien van futuristische titelbladen.
Vanaf zijn conservatoriumtijd ontwikkelde Roslavets een eigen compositiesysteem, waarin hij, in een vrije atonaliteit, de tonen dusdanig zelfstandig organiseerde, dat men kan spreken van een vorm van 12-toonsmuziek, anders dan Schönberg het deed, maar wel 10 jaar eerder.
Om die reden werd hij de 'Russische Schönberg' genoemd, hoewel zijn muziek totaal anders klonk; Roslavets' muzikale taal was meer geënt op de muziek van Skrjabin.
Na 1917 werd Roslavets een van de prominentste figuren van de 'linkse kunstwereld', samen met mensen als Arthur Lourié, Kazimir Malevich, Vsevolod Meyerhold en anderen. Hij gaf viool- en compositielessen in Charkov (waar hij directeur van het Muziekinstituut werd) en in Moskou. Hij maakte deel uit van de redactie van de Russische Staatsuitgeverij (die samenwerkte met de Weense Universal Edition) en van het muziektijdschrift 'Muzykalnaya Kultura', en was een van de leiders van de 'Vereniging van Hedendaagse Muziek' (ASM).
Roslavets' muzikale voorkeur kwam ook duidelijk tot uiting in zijn voorliefde voor de muziek van componisten van de Tweede Weense School en in publicaties als 'On pseudo-proletarian music' en over Schönbergs Pierrot Lunaire.
In 1927 werd Roslavets' cantate Oktober uitgevoerd tijdens een concert ter herdenking van de Russische revolutie; op het programma stonden ook werken van Shostakovitch (Tweede Symfonie) en Mosolov (IJzergieterij).
Ondanks deze successen en zijn prominente plaats in het Russische muziekleven, lagen zijn composities jarenlang onder vuur van aanhangers van 'proletarische muziek', in het bijzonder leden van de RAPM (Russian Association of Proletarian Musicians), die zijn muziek bestempelden als contra-revolutionair en 'l'art pour l'art'- bourgeois.
De eindeloze politieke aantijgingen sloopten Roslavets' krachten. In 1929 werd hij tot 'vijand van het volk' uitgeroepen en in 1930 gedwongen tot een openlijke, politieke boetedoening. Niettemin werd een proces tegen hem voorbereid, dat de doodstraf als uiteindelijk doel had. Het was een van de eerste ideologische processen in de Sovjetkunie.
Na het 16de Congres van de Russische Communistische Partij, een oefening in onderdanigheid aan Joseph Stalin, dat van 26 juni - 13 juli 1930 in Moskou plaatsvond, werd Roslavets' naam, voor lange tijd, uit alle officiële encyclopedieën en geschiedenisboeken geschrapt. Hij werd verbannen naar Tashkent (Oezbekistan), waar hij zijn brood moest verdienen met onbelangrijk werk aan theaters en het plaatselijke radiostation. In 1933 keerde hij terug naar Moskou als leraar aan het Polytechnisch Instituut, later ook bij het Russische leger.
Na 1938 kon hij geen werk meer vinden. Het proces leidde uiteindelijk niet tot een veroordeling nadat hij in 1939 een zware hartaanval kreeg en gedeeltelijk verlamd raakte. Hij stierf in 1944, na een volgende hartaanval.
In de hoop op instemming van het publiek en de overheden, schreef hij in de laatste jaren van zijn leven werken in een tonaler idioom dan voorheen, waarbij hij ook teruggreep op de Russische traditie. Het mocht niet baten, hij werd niet gerehabiliteerd en nauwelijks uitgevoerd.
Het zou tot 1980 duren, voordat een compositie van Roslavets voor het eerst in de Sovjetunie zou worden uitgevoerd. Sindsdien is een aantal van zijn composities herontdekt, uitgegeven en op cd gezet. Talloze werken zijn echter tot op heden nog niet teruggevonden.

WH

bibl.:
Marina Lobanova : Nikolaj Andreevič Roslavec und die Kultur seiner Zeit. Peter Lang, Frankfurt, 1997
Detlev Gojowy    :  Neue Sowjettische Musik der 20-er Jahre. Laaber-Verlag, 1980
Larry Sitsky        : Music of the Repressed Russian Avant-Garde, 1900-1929    
                            Greenwood Press, 1994