[1888-1976]

Max Butting

Max Butting (1888 Berlijn – 1976 Berlijn) was een zoon van een handelaar in ijzerwaren en een pianolerares. Zijn eerste muzieklessen ontving hij van zijn moeder en vervolgens van de organist Arnold Dreyer.
Van 1908 tot 1914 studeerde hij aan de ‘Akademie der Tonkunst’ in München compositie bij Friedrich Klose, directie bij Felix Mottl en Paul Prill, en zang bij Karl Erler. Hij volgde ook colleges in psychologie, filosofie, en
kunst- en literatuurgeschiedenis  aan de ‘Ludwig-Maximilians-Universität.
Zijn opleiding tot componist ontving hij voornamelijk middels privélessen bij Walter Courvoisier.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij niet onder de wapenen geroepen vanwege een slechte gezondheid.
Toen hij in 1919 terugkeerde naar Berlijn, werkte hij enkele jaren in de zaak van zijn vader, die hem veel vrijheid gaf om te componeren. Hij raakte bevriend met de filmpionier Walter Ruttmann en collega componist Philip Jarnach en werd vanaf 1921 lid (en muzikaal leider) van de Novembergruppe, een links georiënteerde kunstenaarsvereeniging van oorspronkelijk beeldende kunstenaars.
Grotere bekendheid verwierf Butting door uitvoeringen van zijn werken op festivals van de ISCM (International Society for Contemporary Music) en de ‘Donaueschinger Musiktage’. 

Max Butting behoorde tot de eerste componisten die zich bezighielden met het medium ‘radio’. Hij was tussen 1928 en 1933 lid van de culturele raad van de ‘Berliner Funkstunde’ leidde tussen 1928 en 1933 een studio voor omroepinterpretaties aan het ‘Klindworth-Scharwenka-Konservatorium’ Ook gaf hij les aan de ‘Berliner Hochschule für Musik’ in componeren voor de radio.
In 1933 werd Butting benoemd tot lid van de ‘Preussische Akademie der Künste’, maar al spoedig werd hij door de nieuwe machthebbers voor ‘kultuur-bosjewist’ uitgemaakt en vanaf 1939 was hij, om in zijn levensonderhoud te voorzien, aangewezen op het werk voor zijn vaders ijzerwaren handel.
Na de Tweede Wereldoorlog stopte hij met deze werkzaamheden en richtte hij zich volledig op componeren en hielp hij bij de wederopbouw van de belangenvereniging STAGMA/GEMA.
Tot aan zijn dood bekleedde hij diverse belangrijke functies in het culturele leven van de DDR.