[1896-1980]

Max Brand

Max Brand werd geboren in 1896 in Lemberg (nu Lviv, Oekraïne) en verhuisde rond 1900 met zijn ouders naar Wenen. Nadat hij verschillende privé-scholen had bezocht, studeerde hij vanaf 1919 compositie bij Franz Schreker, aanvankelijk in Wenen, later in Berlijn.
In 1924 keerde hij terug naar Wenen. In datzelfde jaar hoorde hij een uitvoering van het Blaas Quintet op.26 van Arnold Schönberg, dat diepe indruk op hem maakte.
Vanaf dat ingrijpende moment is zijn muziek beïnvloed door het twaalftoonssysteem van Schönberg, zoals dat te horen is in zijn ‘Fünf Biblische Balladen’ op.5 (1925) en het ‘Kyrie Eleison’ voor a cappella koor uit 1940.
Ook ontwikkelde Brand nieuwe ideeën voor het theater. In een artikel in 1926 in het muziektijdschrift 'Anbruch' ontvouwde hij plannen voor 'Die bewegte Bühne', waarbij hij zich een toneelbeeld voorstelde, dat alle handelingen van de voorstelling zou volgen d.m.v. (machinaal) bewegende dekorstukken, film en licht.
In de laatste jaren van de Weimar Republiek vierde Brand zijn grootste triomfen met als hoogtepunt de opera ‘Maschinist Hopkins’, die op 13 april 1929 in het Stadstheater van Duisburg zijn première beleefde. Brand verenigde in dit theaterwerk elementen van Schrekers opera-esthetiek, van Schönbergs twaalftoonstechniek en Konstruktivisme, van de ‘Nieuwe Zakelijkheid’ in de trant van Kurt Weill en jazzelementen zoals Ernst Krenek dat enkele jaren eerder had gedaan in zijn succesvolle opera ‘Jonny spielt auf’. De opera was voor de nazis in alle opzichten ‘ontaard’: de handeling speelde zich deels af in een fabriek en ging over afgunst, corruptie, moord, spionage, prostitutie, wraak, afpersing en uitbuiting van de arbeider. Daarbij maakte Brand gebruik van verschillende muzikale idiomen: futuristische machinegeluiden, jazz en twaalftoons muziek. Ondanks dat, of juist derhalve was Max Brands opera een doorslaand succes en kwam tot 1932 in 37 andere operahuizen op de planken en werd in drie talen vertaald.
In 1933 zou de beroemde dirigent Karl Böhm de première van een nieuwe opera van Brand, ‘Requiem’, in de Berlijnse ‘Staatsoper’ leiden, maar de nieuwe machthebbers verhinderden deze uitvoering vanwege Brands joodse afkomst. Bovendien gold de politiek links georiënteerde componist bij de nazis als ‘kultuurbolsjewist’.
In 1938 vluchtte Brand via Praag en Zwitserland naar Brazilië. Hij leerde de componist Heitor Villa-Lobos kennen en werkte enige tijd met hem samen. In 1940 emigreerde hij naar de VS, waar hij tot 1975 bleef wonen. Hij werkte er o.a. als leider van een theatergezelschap en als vice-president van de ‘American League of Authors and Composers from Austria’. In 1943 werd zijn scenische oratorium ‘The Gate’ bij de ‘Metropolitan Opera’ in New York uitgevoerd.
In de loop van de jaren 50 leerde Brand de electrotechnicus Robert Moog kennen. Deze bouwde voor hem zijn eerste synthesizer.
In New York richtte Brand een geluidsstudio in zijn eigen woonhuis in. Ook zocht hij contact met de electronische studio in Keulen.
In het jaar 1975 keerde Brand naar Oostenrijk terug, waar hij in 1980, als volkomen vergeten componist stierf.
Zijn geluidsstudio met de oudste synthesizer bevindt zich in het Max Brand Archief in het museum van Langenzerdorf (nabij Wenen).

Max Brand, sein Leben und sein Werk, Thomas Brezinka, 1989. copyright Thomas Brezinka, Wien