[1910-1979]

Karel Reiner

Karel Reiner (Žatec, 27 juni 1910 – Praag, 17 oktober 1979) studied law and musicology at the Charles University in Prague and composition at the Master School, under Josef Suk and Alois Hába. Aside from his interest in composition, Reiner was a talented pianist, dedicated to propagating contemporary music (also 1/4-tone music from his teacher Hába) throughout Europe. Reiner concertized regularly and was a sought after accompanist until the Nazi occupying forces in the Czech territories issued a ban on public performances by Jewish musicians. He also composed incidental music for the avant-garde theater D-34 and the Esta gramophone company, and was a boardmember of the 'Přitomnost Society'. He also wrote more than 700 articles in national and international papers and musicmagazines.
Reiner's pre-war compositions were extremely progressive and a-tonal.


Reiner was a leading figure in the musical life of Terezín.  He was primarily involved in producing dramas and comedies for the enjoyment of his fellow prisoners. He wrote and performed the incidental music for Edmund Rostand’s The Romancers, staged by Vlasta Schönová in the “Hamburg” barracks, and the musical background for a gala production of the play Švanda, the Bagpipper, by Josef Kajetán Tyl. Perhaps the most popular production with Reiner’s incidental music was the play Esther, dramatized by E. F Burian, the director of the theater D-35. 
Unlike most other prominent musicians imprisoned in Terezín, Reiner was not a member of the Freizeitgestaltung.  He was assigned to work for the children’s welfare, which left him very little time to compose.  However, Reiner did reintroduce his cycle of nursery rhymes Kvuetovaný kůň (The Flower House), written in 1942 to the text of Nora Fried, and assumed work on a cycle of choruses based on the poetry of Christian Morgenstein. 
Karel Reiner was one of the few musicians interned in Terezín to survive.  After liberation, he returned to Prague to prepare a performance of Alois Hába’s opera Matka (The Mother) at the Grand Opera in May of 1945. From 1945-7, he resumed his position as contributing writer for the music periodical Rytmus, and began to publish articles in a number of international music journalsDuring the early postwar years, Reiner focused his attention on composing songs with socialist themes such as, The Rocket with a Red Banner, The War Atom, No, Yankee, No etc…He also continued to compose symphonic and chamber works, and began to dabble in film music writing.  Reiner died in Prague on October 17, 1979.

was een Tsjechisch componist, advocaat en pianist. Hij was een zoon van Sime Reinerová en Josef Reiner, oppercantor van de Joodse gemeente in de stad.
Reiner studeerde op wens van zijn vader eerst rechten aan de Karelsuniversiteit Praag en promoveerde in dit vak in 1933. Tegelijkertijd studeerde hij aan het 'Státní konservatori hudby v Praze' te Praag bij Zdeněk Nejedlý, Alois Hába en Josef Suk.
Aan het begin van zijn carrière was hij een hartstochtelijk pleitbezorger van de allermodernste muziek en schreef experimentele, a-thematische composities in de traditie van zijn leraar Hába. Diens kwarttoonswerken voerde hij als concertpianist tot ver buiten de Tsjechische grenzen uit.
Naast uitvoerend kunstenaar was Reiner schrijver van meer dan 700 artikerlen voor nationale en internationale dagbladen en muziektijdschriften. Ook als bestuurder verdiende hij zijn sporen, o.a. in de door Burian opgerichte vereniging 'Přitomnost' en diens avant-gardetheater D-35.
Van zijn vroege experimentele werken werden zijn Pianosonate en zijn Konsert pro Nonet op de ISCM-Festivals van respectievelijk Wenen (1932) en Parijs (1937) uitgevoerd.
Na de bezetting door de nazi's werd het voor hem steeds moeilijker in het openbaar te concerteren. Hij was een van de pianisten die huisconcerten als uitdrukking van een soort geestelijk-cultureel verzet uitoefenden, begeleid door een voortdurende angst voor denunciatie. In 1942 ontstond onder de indrukken van de bezetting en zijn persoonlijke situatie de 2e Sonate voor piano. Een belangrijk werk waarin de Hussietenkoraal "Kdož sú boží bojovníci (Waar de Godstrijders zijn)", de Tsjechische hymne "Kde domov můj" en de "Internationale" samen verwerkt zijn. Het werk draagt de ondertitel "Vítězstvi (Overwinning)".
In mei 1942 huwde Reiner met Hana Steinerová. Op 5 juli 1943 werden beide, en Reiners ouders naar het concentratiecamp Theresienstadt gedeporteerd. Zijn ouders overleden in aldaar. In de herfst van 1944 werd hij naar het concentratiekamp Auschwitz en later nog naar Dachau gebracht. Dat hij niet is omgekomen mag een wonder heten, hij was zelfs een van de weinigen die een dodenmars overleefden.
Deze jaren van verschrikkingen veranderden zijn leven drastisch en daarmee ook zijn stijl van componeren, die vanaf dat moment, volgens eigen zeggen "mededeelzamer' was geworden.
Pas in de laatste fase van zijn leven keerde iets teriug van zijn vroegere progressieve elan.


WH