Opus Klassiek Eisler - 20/02/2017

Voor tekst mét illustraties ga naar www.opusklassiek/cdrecensie.nl

 

De muziek van Hanns Eisler (1898-1962) blijft helaas nog steeds onder de radar van muziekminnend Nederland, hoewel zijn naam soms in concertprogramma's en in de studio opduikt. Veel stelt het helaas niet voor. Wat daarbij zeker niet helpt is zijn nogal wankele reputatie als componist van socialistische propagandamuziek en marsliederen. Ten onrechte, maar eenmaal ingesleten dogma's en vooroordelen laten zich later in de geschiedenis niet meer zo gemakkelijk wegpoetsen. Wat niet wegneemt dat wie zijn gehele oeuvre nader onder de loep neemt een zeker gevoel van ambivalentie waarschijnlijk niet kan onderdrukken.

Dat begint al bij het raadplegen van het 'Konzertbuch' uit 1972, uitgegeven in de toenmalige Deutsche Demokratische Republik (met aan het hoofd Erich Honecker als eerste secretaris van het Centraal Comité)? 'Eisler ist die erste schöpferische Persönlichkeit der deutschen sozialistischen Tonkunst!' En dat voor een componist die voortdurende problemen ondervond bij de uitvoering van zijn muziek en daarover herhaaldelijk met de partijleiding overhoop lag. Een 'enfant terrible' in zijn ware betekenis. Het is niet toevallig dat in de belangrijkste uitgave uit die tijd op het gebied van de eigentijdse muziek, de 'Konzertführer Neue Musik' van Manfred Gräter, Eisler geen blik waardig wordt gekeurd.

Muziek voor de massa
Eislers 'Werdegang' als componist had bijna vanzelfsprekend zijn wortels in het gezin Eisler, met daarin een prominente plaats voor vader Rudolf, een filosoof. Maar er waren ook de verwondingen die Hanns tijdens de Eerste Wereldoorlog als gewoon soldaat opliep aan het front, zijn eerste echte kennismaking met de verschrikkingen van de oorlog. Dan was er in Wenen (de Eislers waren er al in 1901 naar verhuisd) Arnold Schönberg die Eisler, zijn eerste leerling, vertrouwd maakte met de twaalftoonstechniek. In 1925 vestigde Eisler zich in Berlijn, toen een ware broedplaats voor allerlei experimentele kunstvormen maar ook een bolwerk van uiteenlopende politieke stromingen. Hij voelde zich daar in de Duitse hoofdstad al snel thuis bij het communisme, al zou hij nooit lid worden van de Communistische Partij. Het was in die tijd dat zijn voorkeur uitging naar 'eenvoudige', aan politieke thema's ontleende muziek, die voor iedereen niet alleen te begrijpen maar ook te voelen was. Muziek met een politieke lading waarmee hij zoveel mogelijk mensen wilde bereiken. Daarmee werd een 'hogere' kunstvorm ingewisseld tegen populaire (anderen zouden zeggen platvloerse) stijlelementen, een ontwikkeling die zijn vroegere leraar Schönberg wel met lede ogen aan moest zien. Voor Eisler was daarmee tevens de stap gezet naar het Marxistische kamp van Bertolt Brecht, waartoe onder meer Ernst Busch, Erich Weinert en Kurt Weill behoorden. Brecht schreef zijn oproerige teksten voor het theater en Eisler was een van degenen die daarvoor de muziek leverde. Zo ontstonden in het begin van de jaren dertig tegen de gevestigde orde indruisende theaterstukken als 'Massnahme' en 'Die Mutter', maar ook een reeks protestliederen die in de politieke chaos tijdens de laatste stuiptrekkingen van de Weimar-republiek een vruchtbare voedingsbodem vond.

Nieuwe verten
In 1933 verliet Eisler Duitsland, ging eerst naar Brecht die zich inmiddels in Denemarken had gevestigd, om na een korte tijd in Londen (hij werkte daar voornamelijk aan muziek voor de film 'Abdul the Damned' van Fritz Kortner) via Spanje naar Amerika uit te wijken, waar hij in 1936 neerstreek en daar al snel weer ging componeren. Hij schreef ondermeer filmmuziek voor het Hollywood-conglomeraat en bouwde er een lucratief bestaan mee op. Daar, in het zonnige Los Angeles, leken de voor de massa's geschreven Berlijnse strijdliederen vergeten, leek de noodzaak van 'eenvoudige' muziek voor 'gewone' mensen ineens nogal ver weg. Hij nam Schönbergs twaalftoonssyteem weer ter hand, mogelijk daartoe nog eens aangespoord door Schönberg zelf, die eveneens in Los Angeles was neergestreken, een van de velen die hun land onder het nazi-juk ontvlucht waren.

Zwarte lijst
Het was de Koude Oorlog die een forse streep door Eislers rekening haalde en een florissante toekomst in Amerika voorgoed afknelde. Hij was een van de vele slachtoffers van de alom in Amerika om zich heen grijpende, door paranoïde denkbeelden aangespoorde communistenjacht. Toen de hel losbrak werd Eisler al snel door de filmmakers in Hollywood op de zwarte lijst geplaatst en moest hij zich bij het 'House Committee on Un-American Activities' (HCUA of HUAC), een commissie van het Huis van Afgevaardigden, verantwoorden (klik hier voor videobeelden van de hoorzitting). Daar werd hij niet alleen gebrandmerkt als de 'Karl Marx van de muziek' maar ook als de belangrijkste spion van de Sovjets in Hollywood. Het waren volkomen idiote beschuldigingen, maar dat deed aan de ernst en de gevolgen ervan niets af. Grote namen (Stravinsky, Copland, Bernstein, Chaplin, maar ook anderen) die voor hem in de bres waren gesprongen konden niet verhinderen dat hij als 'ongewenst persoon' in 1948 zijn boeltje moest pakken en het land verlaten.

Naar Berlijn
Hij week uit naar Wenen, maar vestigde zich in 1950 weer in (inmiddels Oost) Berlijn dat er na een wereldoorlog en onder een ander bewind ook in cultureel opzicht enorm was veranderd. Toch nam hij daar in de DDR, de Deutsche Demokratische Republik, zijn oude 'stiel weer op. Alsof hij terug was gekeerd naar waar hij in de jaren dertig was gebleven: 'scharfe, präzise Musik die sich gewiss an Gefühle wendet, aber sie zu reinigen versucht'. Tegelijkertijd leek het een duidelijk protest tegen het voortsluipende 'aufgeblasene, schwülstige neoklassizistische Musizieren'.

Eisler componeerde in die tijd ook het officiële volkslied van de DDR, onder de veelzeggende titel 'Auferstanden aus Ruinen':

Herrezen uit ruïnes en gekeerd naar de toekomst,
Laat ons jou ten goede dienen, Duitsland, verenigd vaderland.
Oude nood moeten wij bedwingen, en we bedwingen haar gezamenlijk,
Want het moet ons toch lukken, dat de zon mooi als nooit tevoren,
Over Duitsland schijnt.

Moge geluk en vrede gegund zijn aan Duitsland, ons vaderland.
De hele wereld smacht naar vrede, reikt de volkeren uw hand.
Als we broederlijk verenigen, zullen we de vijand van het volk verslaan.
Laat het licht van de vrede schijnen, zodat een moeder nooit meer
Haar zoon beweent. Laten we ploegen, laten we bouwen, leer en werk als nooit tevoren,
En vertrouwend op onze eigen kracht, zal een vrije generatie opstaan.
Duitse jeugd, het beste streven van ons volk in jou verenigd,
Zul jij Duitslands nieuwe leven zijn. Zodat de zon, mooier dan ooit tevoren,
Over Duitsland schijnt.

Bitter
Er kwamen speciaal voor het cabaret geschreven liederen op teksten van de satiricus Kurt Tucholsky (die qua teneur veel weg hadden van die van Karl Kraus in Wenen, een vlammend protest tegen de oorlog en ontmenselijking in 'Die letzten Tage der Menschheit'). Hij schreef muziek voor de film en later ook voor de televisie, waarbij zijn in Hollywood opgedane ervaringen hem goed van pas kwamen. Eisler begon welgemoed zelfs aan een opera op het bekende Faust-thema, maar die ten slotte kwam niet door de censuur heen.

Eisler moet het als bitter hebben ervaren dat hij, na wat hem in Amerika was overkomen, ook in Berlijn op hoorzittingen moest verschijnen om daar te moeten getuigen van zijn politieke loyaliteit als staatsburger van de DDR. Het is daarna niet meer goed gekomen. Hij bleef weliswaar als compositieleraar verbonden aan het conservatorium in (Oost)Berlijn, maar met de machthebbers boterde het niet echt in het laatste decennium van zijn aardse bestaan. Het overlijden van Brecht in 1956, tevens het jaar van de Hongaarse opstand, raakte hem diep en deed zijn toch al wankele gemoedstoestand en gezondheid geen goed. Stephanie Wolfs, met wie Eisler sinds 1957 was getrouwd, heeft hem tot het laatst verzorgd. Hij overleed op 6 september 1962 en werd begraven op het kerkhof van Dorotheenstadt, op een steenworp afstand van het graf van Brecht.

Gelaagde muziek
Hanns Eisler heeft altijd in de schaduw gestaan van de meer opportunistische Kurt Weill. Mogelijk houdt dit mede verband met zowel Eislers verschillende stijlperioden als met een zekere sombere en kale inslag waarin de wel degelijk aanwezige dichterlijke elementen zich pas na herhaald beluisteren prijsgeven. Alleen al daaruit kan worden geconcludeerd dat Eislers muziek wel degelijk gelaagd is. Die gelaagdheid vinden we niet minder terug in zijn levenspad en de vele politieke en sociale ontwikkelingen die daarmee sterk verbonden zijn geweest. Eislers muziek kan daarom evenmin los worden gezien van zijn tijd, mist daardoor een mer universeel karakter. Repressie, vervolging en bestraffing daarentegen zijn van alle tijden en in die zin zijn de door hem gebruikte teksten en zijn daarop geënte muziek paradoxaal genoeg een tijdloos tijdsbeeld.

 

Somber
Eisler was niet bepaald de man van de vrolijke noot, zoals bijvoorbeeld ook blijkt uit zijn meer bekende 'The Hollywood Songbook' Hij had een uitgesproken sombere kijk op de uitwassen van het mensdom en daarin verschilde hij niet van Brecht. Een willekeurige greep uit de titels voor deze liedcyclus: 'Gedenktafel für 4000 Soldaten die im Krieg gegen Norwegen versenkt wurden; Auf der Flucht; Die Maske des Bösen, Epitaph auf in der Flandern­schaft Gefallenen; Panzerschlacht'. Maar Eisler was ook de man die huiselijke en sociaal getinte taferelen scherp kon karakteriseren, getuige 'An den kleinen Radioapparat'. Zoals sommige teksten op de huid zijn geschreven van de banneling Eisler ('Die Landschaft des Exils'). Ook componerend in het vrije Amerika bleven onrecht, noodlot en verdoemenis belangrijke basisingrediënten van Eislers muziek. Al mondden ze daar dan niet uit in de scherpe protestliederen van weleer.

Protest
Muzikaal verzet, dat spreekt uit de kolossale 'Deutsche Symphonie'. In juli 1935 schreef Eisler aan Brecht dat hij er een veelzeggend bijschrift voor had bedacht: 'Konzentrationslagersymphonie' (concentratiekampen waren er toen al, zij het alleen nog in Duitsland). Hij gaf daarmee zijn protest tegen het massale lijden onder de dictatuur van de nazi-horden muzikaal vorm. Met behulp van twaalftoonsreeksen en rechtstreekse citaten (o.a. uit de Internationale!) wordt de bij tijd en wijle brallende en tierende kolos op niets verhullende wijze opgetuigd. Schrille koperfanfares, militaire marsmuziek, een treurmars symboliseren de ingrediënten van een catastrofe, maar er is ook een heuse 'arbeiderscantate' ('Das Lied vom Klassenfeind', op tekst van Brecht). Het geschetste collectieve beeld krijgt zijdelings echter ook individualistische contouren. Wat niet wegneemt dat het herhaaldelijk uitmondt in emotioneel kitscherige programmamuziek. Het is binnen deze context bijna onvermijdelijk. Niet omdat hij niet anders had kunnen schrijven, maar omdat Eisler nu eenmaal onverbloemd koos voor de muzikale, niets en niemand ontziende weergave van een rauwe werkelijkheid, daarbij geholpen door diep inkervende realistische teksten. In de 'Deutsche Symphonie' wordt dat afschuwelijke tijdsbeeld er hardhandig in gehamerd, al is de gepresenteerde overvloed hier duidelijk de vijand van een uitgebalanceerde structuur die bijna als vanzelfsprekend daardoor ook zijn eigen grenzen stelt.

Kalifornische Ballade
Deze cd bevat voor het eerst de 'songs' en ballades die Eisler speciaal voor de radiovertelling 'Kalifornische Ballade' schreef. Hij was er in 1932 in Berlijn aan begonnen en voltooide de laatste vier delen in 1934 als banneling in Londen. Op 7 december was er de eerste (Belgische) radiouitzending, zij het niet in het Duits, maar in het Vlaams(!), gezongen door de in 1933 uit Duitsland gevluchte Ernst Busch. Vrij kort geleden doken in een archief bij onze zuiderburen opnamen op van de Belgische omroep. Het betrof de tweede uitzending, op 12 april 1935, eveneens met Ernst Busch en wederom in het Vlaams, die zes liederen uit de cyclus zingt in de vertaling van Gust de Muynck (ze staan op deze cd). De oorspronkelijke auteur van de tekstballade, de met Eisler bevriende Ernst Ottwalt, verliet in 1934 Duitsland en vestigde zich tijdelijk in Denemarken, om daarna via Tsjecho-Slowakije naar Moskou te verhuizen. Daar werd hij het slachtoffer van de stalinistische zuiveringen en, verdacht van spionage, op 6 november 1936 gearresteerd. Op 24 augustus 1943 eindigde zijn leven als dwangarbeider in een Siberisch arbeidskamp in de goelag. Mogelijk heeft deze trieste afloop Eisler ervan weerhouden om in de jaren die daarop volgden de ballade opnieuw onder de aandacht te brengen.

De vertelling gaat over de onfortuinlijk geeïndigde geschiedenis van de Zwitser Johann August Suter (1803-1880), die naar Amerika was geëmigreerd en het daar al spoedig tot grootgrondbezitter bracht. Maar hij was helaas meer dan dat: hij gold vooral als een meedogenloze slavendrijver en ging als 'keizer van Californië' door het leven. Tot in 1848 op zijn land goud werd gevonden, een ontdekking die van mond tot mond ging. Het gevolg was een ongekende 'gold rush' waartegen zelfs de machtige Suter met zijn eigen legertje stevig bewapende cowboys (hij liet zich daarom graag de 'generaal' noemen) niet opgewassen bleek. In enorme aantallen verspreidden de goudzoekers zich over zijn land en begonnen werkelijk overal te graven. Tegenover deze lawine van gelukzoekers stond Suter met zijn troepen machteloos. Hij stapte naar de rechter, claimde zijn eigendommen en voerde daarvoor eindeloze procedures, maar raakte er uiteindelijk tot over zijn oren in verstrikt en stierf verarmd en verbitterd in Washington.

De laatste track op deze cd is gewijd aan 'California Song', die eveneens afkomstig is uit 'Kalifornische Ballade'. Het betreft een originele schellakopname die in 1935 door Parlophon op grammofoonplaat werd uitgebracht. We horen eveneens de Vlaamse tekstversie, ditmaal van de hand van Yonne de Man. Ernst Busch zingt en wordt begeleid door een (onbekend) orkest onder leiding van Walter Goehr, een vroegere leerling van Schönberg, die in 1932 in Londen werkte en Eisler daar in 1934 moet hebben ontmoet. Er zouden daarna meer dan drie decennia verlopen alvorens Eislers 'Kalifornische Ballade' in het oorspronkelijke Duits weer een serieuze blik waardig werd gekeurd: in 1968 in de DDR, met de bariton Hermann Hähnel in de hoofdrol. Het is deze opname waarmee deze cd begint.

Eislers 'Kalifornische Ballade' maakt deel uit van het grote aantal stukken dat hij specifiek voor de het theater, de film, de radio of de grammofoonplaat heeft geschreven: de zogenaamde 'angewandte' ('toegepaste') muziek. Dat geldt niet minder voor Eislers al vroeg tijdens zijn componistenloopbaan ontstane vierdelige Eerste orkestsuite op. 23, waarvan het eerste deel als filmmuziek diende, het vierde bestemd was voor een radioproject en de overige twee voor een project op het grammofoonplatenlabel Homocord. U hoort de beide middendeeltjes op deze cd: 'Unterhaltungsmusik' I en II, de laatste een potpourri van Russische volksliedjes. Bijzonder is dat II in twee verschillende opnamen op deze cd is vertegenwoordigd: door zowel de Ebony Band als door het Kammer-Orchester H. Eisler onder leiding van de componist.

'Die letzte Nacht' maakt deel uit van de vele toneel- en filmmuziek die bij Eisler vrij gemakkelijk uit de pen vloeide. Zijn inspiratiebron was Karl Kraus' 'Die letzten Tage der Menschheit', het reeds eerder genoemde toneelwerk in vijf bedrijven met proloog en epiloog, met een duidelijk pacifistische inslag. Het ontstond tussen 1915 en 1922, als reactie op het ongekende bloedvergieten en de vele verwoestingen in de Eerste Wereldoorlog. De ruim 200 scènes hebben alle betrekking op waar gebeurde verhalen, met de onmenselijkheid en waanzin van de oorlog als hoofdthema. Elias Canetti zei over Kraus: "Wer ihn gehört habe, der wolle nie mehr ins Theater gehen, das Theater sei langweilig verglichen mit ihm, er allein sei ein ganzes Theater, aber besser, und dieses Weltwunder, dieses Ungeheuer, dieses Genie trug den höchst gewöhnlichen Namen Karl Kraus." Dit was met zijn 200 scènes en de daarmee gepaard gaande tijdsduur geen epos dat paste in het normale theater. Wel is geprobeerd om het - in die zin vergelijkbaar met Wagners Der Ring des Nibelungen of Stockhausens Aus Licht - op meerdere avonden gestalte te geven. De Duitse regisseur Hans Hollmann presteerde het in december 1974 om dit mammoetstuk tot twee avonden van ieder 7,5 uur te beperken. Kraus had het niet voor niets over een ' Marstheater': een theatervoorstelling in beweging! De titels van de vijf deeltjes uit Eislers muziek die op deze cd zijn vastgelegd spreken weliswaar geen boekdelen, maar wijzen wel de richting: Anfang; Kriegsberichterstatter; Untergang; Presseball; Hyänen (een uiterst macabere toonzetting van hyena's rond de lijken van gesneuvelde soldaten).

Van de muziek die Eisler schreef voor Paul Schureks theaterstuk 'Kamrad Kasper' moeten we het helaas doen met de ouverture (met in totaal 74 minuten is de cd immers nog net niet vol). 'Draw the Fires' is de Engelse versie van 'Feuer aus den Kesseln', een historisch schouwspel in twaalf scènes. 'Der die Pfade bereitet stribt an der Schwelle, doch es neigt sich for ihm in Ehrfrucht der Tod'. Het is een hommage aan de matrozen Köbis en Reichpietsch, die op 5 september 1917 werden gefusilleerd. Van de door Eisler gecomponeerde muziek horen we drie deeltjes: Ouverture; Quick March en Funeral March. Het tweede deeltje, de snelle mars, zal later terugkomen in het bekende 'Einheitsfrontlied' van Brecht en Eisler.
De ballade 'Spaziergänge' maakt deel uit van de muziek die Eisler voor de film 'Kuhle Wampe' (of 'Wem gehört die Welt?') componeerde. In die in 1932 voor het eerst vertoonde film zien we een verliefd paar tijdens een onschuldigde boswandeling (die overigens eindigt in een ongewenste zwangerschap), begeleid door de ballade van Eisler op tekst van Brecht.

De 'Vier Wiegenlieder für Arbeitsmutter' uit 1932, een aanklacht tegen het oprukkende facismisme en eveneens op tekst van Brecht, heeft Gisela May nog met Eisler ingestudeerd. Dat zegt dus wel iets over de authenticiteit van haar vertolking op deze cd. Brechts echtgenote Helene Weigel zong deze liederen graag ter opluistering van de vele politieke bijeenkomsten in Berlijn. Totdat zij in februari 1933 door de politie werd opgepakt. Ze werd kort daarop weer vrijgelaten, maar zag het hopeloze van de situatie. Samen met Brecht vertrok ze uit Duitsland.

Gisela May zingt ook het lied 'O Fallada, die du hangest'. Brecht had teksten geschreven voor de sprookjesrevue 'Es war einmal...' van Friedrich Hollaender naar een idee van de gebroeders Grimm. Het slot is zowel tekenend als onheilspellend: 'Sonst passiert euch etwas, was ihr nicht für möglich haltet!' Het is 1933...

Ebony Band
Het is de grote verdienste van de Ebony Band, het ensemble van hoboïst en dirigent Werner Herbers (1940), dat het vergeten muziek uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw zowel heeft opgespoord als tot leven gewekt. Daaronder ook veel 'entarte Musik' , onverschillig of die nu klonk in het Berlijnse uitgaansleven of in Praag, in cabaret- of in toneelvoorstellingen, in menig rokerig jazzcafé of in het absurdistisch theater. Niet alleen om die muziek op cd te vereeuwigen, maar ook om de bladmuziek ervan uit te geven. Een verloren gegaan tijdperk dat op die manier wordt teruggehaald verdient de hoogste lof.
Het geld dat daarvoor nodig was kwam niet van de Raad voor Cultuur, het orgaan wiens wegen naar de subsidiepotten helaas vaak ondoorgrondelijk zijn en waarvan de motivering zo kan rammelen dat je je werkelijk daarna stevig de ogen moet uitwrijven. In dit geval luidde de argumentatie dat het 'herhalen' van het repertoire voor het verlenen van subsidie een sta-in-de-weg vormde en dat wat de Ebony Band wilde meer paste bij een projectmatige bandering. En daar waren weer andere fondsen voor. In de lente van 2004 kwam de verleende subsidie neer op precies 0 euro.
Half mei 2007 was het glas leeg. Herbers publiceerde een brief aan de Vrienden van de Ebony Band (waaronder veel coryfeeën op muziekgebied). De tekst was glashelder: 'Na 17 seizoenen met rond 250 concerten in 9 landen en werken van ruim 125 componisten, stopt het ensemble met het geven van reguliere concerten'. Er zat veel hartzeer in dat roemloze einde, dat begon met de procedurele 'Abgang' bij de Raad voor Cultuur. In een andere brief klonk echter nog hoop: '...maar het vuur is nog niet gedoofd. U hoort nog van ons!' Dat bleek gelukkig ook het geval.

Op de kop af tien jaar later verschijnt deze 'Kalifornische Ballade', met muziek voor radio, toneel, film en grammofoonplaat, door Hanns Eisler gecomponeerd in de periode 1929-1934. De opdracht kwam van de Internationale Hanns Eisler Gesellschaft, met als resultaat een parel die ver uitsteekt boven het grijzige maaiveld dat ons zo blasé heeft gemaakt. Dat Werner Herbers en de Ebony Band in het boekje met extra veel dankbetuigingen worden overladen laat zich raden!
Het is een monument geworden van grote historische betekenis, maar ook een van 'historisierende Wohlklang', want zelfs die in onze ogen stokoude opnamen klinken met een ongelooflijke hedendaagse frisheid. Dat laatste danken we aan Christian Zwarg van Truesound Transfers, die alles uit de kast van de modernste technieken heeft gehaald om deze historische opnamen bijna levensecht te presenteren. Dat die oude opnamen en bonustracks worden afgewisseld door live-opnamen van de Ebony Band maakt deze cd nog eens extra aantrekkelijk.


___________________
Uit de radiovertelling 'Kalifornische Ballade' op. 47 (1932/34): Ballade vom eigenen Frieden - Ruf des Westens - Gross sind die Schätze der Erde - California Song - Ballade vom Zug nach dem Westen - Die Vernichtung Johann August Suters
Hermann Hähnel, leden van het Rundfunkchor Leipzig, het Grosses Rundfunkorchester Leipzig en het Rundfunk-Tanzorchester Leizpig o.l.v. Adolf Fritz Guhl
Opname: 1968, Rundfunk der DDR

Uit de Orkestsuite nr. 1 op. 23 (1930): Unterhaltungsmusik I - Unterhaltundsmusik II (Potpourri über russische Volkslieder)
Ebony Band Amsterdam o.l.v. Werner Herbers
Live-opname: 24 november 1992, Concertgebouw, Amsterdam

Uit de toneelmuziek 'Die letzte Nacht' (epiloog uit 'Die letzten Tage der Menschheit' van Karl Kraus(1929/30): Anfang - Kriegsberichterstatter - Untergang (Teil I) - Presseball (Walzer) - Hyänen I + II
Ebony Band Amsterdam o.l.v. Werner Herbers
Live-opname: 21 november 1990, Utrecht

Uit de toneelmuziek 'Kamrad Kasper' (theaterstuk van Paul Schurek) (1932): Ouverture
Ebony Band Amsterdam o.l.v. Werner Herbers
Live-opname: 21 november 1990, Utrecht

Uit de toneelmuziek 'Draw the Fires' (Engelse versie van het theaterstuk 'Feuer aus den Kesseln' van Ernst Toller (1934): Ouverture - Quick March - Funeral March
Ebony Band Amsterdam o.l.v. Werner Herbers
Live-opname: 21 november 1990, Utrecht

Uit de filmmuziek 'Kuhle Wampe' (film van Slatan Dudow; draaiboek: Bertold Brecht en Ernst Ottwalt)
Gisela May (zang), Studio-orkest o.l.v. Henry Krtschil
Opname: 1969, DDR (grammofoonplaatproductie)

Vier Wiegenlieder für Arbeitsmutter op. 33 (1932) (tekst Bertold Brecht): Als ich dich in meinem Leib trug - Als ich dich gebar - Ich hab dich ausgetragen - Mein Sohn, was immer auch aus dir werde
Gisela May (zang), Walter Olbertz (piano)
Opname: 1969, DDR (grammofoonplaatproductie)

Bonustracks: opnamen 1931-1935
Uit de Orkestsuite nr. 1 op. 23 (1930): Unterhaltundsmusik II (Potpourri über russische Volkslieder)
Kammer-Orchester H. Eisler o.l.v. de componist
Schellakplaat Homocord, 1931, getiteld 'Suite über russische Volkslieder'

Uit de radiovertelling 'Kalifornische Ballade' (Vlaamse tekstversie van Gust de Muynck, 1934): Ballade van de eigen vrede - De roep naar het Westen - Groot zijn de schatten der aarde - De nieuwe volksverhuizing (California Song) - Ballade van de tocht naar het Westen - Ballade van de vernietiging van J.A. Suter
Gerestaureerde lakfolieregistratie van de Belgische omroep (NIR, Nationaal Instituut voor de Radio-Omroep, Brussel
Ernst Busch (zang), Koor en Orkest van de NIR o.l.v. Paul Douliez
Opname: 12 april 1935

California Song ((Vlaamse tekstversie van Yvonne de Man, 1934)
Schellakplaat, Parlofon, 1935, getiteld 'Californische Ballade'
Ernst Busch (zang), Studio-orkest o.l.v. Walter Goehr

 

Aart van der Wal, februari 2017