Opus Klassiek Dancing - December 2011

 

© Aart van der Wal, december 2011

 

 

Dancing - The Jazzfever of
Milhaud, Martinu, Seiber, Burian, Wolpe

Wolpe: Suite from the Twenties (1926/29)
(bew. Geert van Keulen)

Burian: Suite Americaine (Americká Suita) op. 15 (1926)

Martinu: Jazz Suite (1928)

Seiber: Jazzolette nr. 1 (1929) - nr. 2 (1932)

Milhaud: La création du monde op. 81 (1923)

Ebony Band o.l.v. Werner Herbers

Channel Classics CCS 30611 · 62' ·

www.ebonyband.nl


Werner Herbers (*1940), de Nederlandse hoboïst (hij was maar liefst vijfendertig jaar lang eerste hoboïst bij het Koninklijk Concertgebouworkest) en dirigent speurt inmiddels meer dan een decennium naar verboden, vergeten muziek uit het interbellum (volgens Herbers de rijkste, productiefste en veelzijdigste uit de muziekgeschiedenis). Die zoektocht maakte tevens deel uit van de doelstelling van de Ebony Band, een in 1990 opgericht, ruim twintig leden tellend ensemble bestaande uit een kern van musici uit het Koninklijk Concertgebouworkest, dat zich – aldus de website - ten doel stelt om moderne, ongebruikelijke en avontuurlijke muziek van de vorige eeuw uit te voeren, en dan met name de muziek uit de eerste helft ervan. Zo initieerde de Ebony Band programma’s rond de door de nazi’s verboden (‘entartete’) muziek, het Bauhaus, muziek van componisten die op de een of andere manier in verband konden worden gebracht met de Spaanse Burgeroorlog en de Russische Revolutie, maar ook van bijvoorbeeld de Mexicaanse componist Silvestre Revueltas en van componisten van de Tweede Weense School. Maar er werd ook aandacht besteed aan ‘Cool Jazz’, Amerikaanse Big Band en zelfs twee korte opera’s die Stefan Wolpe (van Duits-Amerikaanse origine) tussen 1927 en 1929 schreef. Op de website van de Ebony Band vindt u nog veel andere avontuurlijke projecten, waarvan een aantal zowel nationaal als internationaal in de prijzen vielen.

Op de kop af twintig jaar na de oprichting werd besloten om de podiumactiviteiten te stoppen en ging de Ebony Band zich vrijwel uitsluitend bezighouden met het documenteren van al dat verloren gewaande repertoire en het maken van cd-opnamen daarvan. De site werd tevens ingericht als documentatiearchief, waarin twintig jaar speurwerk toegankelijk is gemaakt voor diegenen die daarin zijn geïnteresseerd. Aan een kant is het jammer dat het met de live-concerten afgelopen is, maar er staat gelukkig wel veel tegenover: meer dan vijfhonderd ‘vergeten’ werken van ruim honderd componisten die digitaal zijn en nog worden gedocumenteerd, bewaard én toegankelijk gemaakt voor het grote publiek. Dus niet specifiek voor musicologen en musici, maar voor ons allemaal. De ‘levende’ muziek in de vorm van cd-uitgaven is daarbij eveneens vertegenwoordigd.

Deze nieuwste cd met de zeer aansprekende titel ‘Dancing - Dancing - The Jazzfever of Milhaud, Martinu, Seiber, Burian, Wolpe’ mag gelden als een staalkaart van de sterke invloeden die de nieuwe Europese en Amerikaanse jazz- en dansmuziek uit het interbellum op de jonge componisten uitoefenden. De zeer verhelderende toelichting in het cd-boekje laat er geen enkel misverstand over bestaan: wat de sarabande en de gigue voor Bach, de polonaise en mazurka voor Chopin waren, dat waren de blues en de charleston voor de componisten tussen de beide wereldoorlogen. Jonge componisten die als jonge honden zich hongerig op de nieuwe muziekstromingen stortten en daarin nieuwe uitdrukkingsvormen vormen. Het was die rage die zoveel interessante, nieuwe muziek opleverde. Zelfs werken die ver wisten uit te stijgen boven hun inspiratiebronnen, die per saldo op nauwelijks meer waren gestoeld dan op sterk gesyncopeerde ritmes, op mars- en dansmuziek die de ragtime als fundament hadden.

Een voor de hand liggende vraag is of die ‘vergeten’ muziek wel de moeite waard is om te worden gedocumenteerd en uitgevoerd, m.a.w. om voort te leven. Het antwoord ligt besloten in die bekende Engelse uitspraak: ‘the proof of the pudding is in the eating’. Om in die beeldspraak te blijven: dit is grandioze pudding, zo kostelijk, dat wie die niet wil eten heel veel mist. Laat ik er een typisch Nederlandse uitspraak tegenover plaatsen: ‘wat de boer niet kent, dat eet hij niet’.

Het grote feest begint al met de Suite from the (roaring!) Twenties van Stefan Wolpe (1902-1972), waarin jazz en atonaliteit broederlijk naast elkaar existeren en soms zelfs samensmelten. De oorspronkelijke zes pianostukjes werden door componist Geert van Keulen (hij speelde vroeger als basklarinettist bij het Koninklijk Concertgebouworkest) op verzoek van de Canadese Wolpe Society verbeeldingsvol geïnstrumenteerd.
Niet minder avontuurlijk is de Amerikaanse suite van Emil Frantisek Burian (1904-1959), die van een ongekend aantal markten thuis was: hij ontpopte zich als acteur, theaterdirecteur, toneelregisseur, auteur, uitgever, filmmaker, componist en concertorganisator. Burians muziek werd sterk beïnvloed door dada, futurisme en jazz. Hoewel oorspronkelijk gecomponeerd voor twee piano’s ging Burian kort na de voltooiing ervan aan de slag met een instrumentale versie waarin de hoofdrol was weggelegd voor de violofoon, ook wel aangeduid als stroh- (genoemd naar zijn uitvinder) of schaatsviool, een viool die het zonder de klankkast moest stellen en waarvan het geluid eerst werd versterkt door een membraan om vervolgens door een soort trompettoeter te worden weergegeven. Burian wist als geen ander de soms bizarre klankeigenschappen van deze ‘viooltrompet’ (of ‘trompetviool’?) uit te buiten. Dit instrument vinden we uiteraard terug in de Americká Suita op deze cd.
Bohuslav Martinu’s (189-1959) Jazz Suite is precies wat de titel aangeeft: jazz zoals die moet hebben geklonken in het Parijs van de jaren twintig. We kennen dit stuk uitsluitend in zijn verminkte vorm, d.w.z. zonder de door de componist voorgeschreven cellopartij. Die was abusievelijk vergeten in de in 1970 uitgegeven partituur. Pas in 1966, Martinu was toen al zeven jaar eerder overleden, kon zijn weduwe een muziekuitgever zo ver krijgen dat hij een gedrukte uitgave wilde verzorgen. Dat was Panton, die echter nogal onzorgvuldig te werk ging. Het is nu pas voor het eerst dat de Ebony Band de versie mét cellopartij op cd heeft gezet. Een wereldpremière dus!
Mátyás Seiber (1905-1960) schreef zijn twee Jazzolettes onder sterke invloed van de componisten van de Tweede Weense School, maar zoals de titel doet vermoeden vinden we daarin ook alle bekende jazzelementen terug.
Darius Milhaud (1892-1974) is in dit met zorg samengestelde programma de waardige hekkensluiter met zijn wereldberoemde La création du monde uit 1923. In dit stuk gebruikt Milhaud elementen van de jazz in zijn primitieve oervorm in een orkestbezetting die rechtstreeks lijkt af te stammen van de negeroperettes die hij in New York had gezien.

Deze muzikale topproductie is even muzikaal vastgelegd, met als producer Werner Herbers zelf en uiteraard met Jared Sacks aan de knoppen (nou ja, knoppen, toetsen eigenlijk, van de pc, want er werd weer volop gebruik gemaakt van o.a. de Pyramix-software). De opnamen werden nota bene op vier verschillende locaties gemaakt: ’s-Hertogenbosch (Toonzaal), Nijmegen (De Vereeniging), Amsterdam (Muziekgebouw en Doopsgezinde Kerk), en op zes verschillende data. Ga er maar aan staan om daarvan een coherent geheel te maken. Of dit gelukt is? Oordeelt u zelf door deze prachtige cd aan te schaffen!