[1902-1972]

Stefan Wolpe

Stefan Wolpe (Berlijn, 25 augustus 1902 – New York City, 4 april 1972) was een Duits/Amerikaans componist van joodse komaf. Hij studeerde aan het 'Klindworth-Scharwenka Konservatorium (1916-20) en de 'Berliner Musikhochschule' (1920-21). Een van zijn leraren was Franz Schreker.
Tijdens zijn studietijd ontstond zijn drang tot rebellie tegen de academische muziektraditie met name door zijn kennismaking met de Dada-beweging en het Bauhaus.
Wolpe bezocht het Bauhaus kort nadat deze revolutionaire school voor kunst en kunstnijverheid was opgericht (1919) en in de volgende jaren volgde hij regelmatig colleges en activiteiten van de voorbereidingscursus.
Hij verliet de compositiecursus van 'Musikhochschule' in de lente van 1921 na slechts één kwartaal en meldde zich aan bij de klas van Ferruccio Busoni. Hoewel hij niet werd aangenomen, toonde Busoni zich geïnteresseerd in hem, bekeek zijn composities en gaf hem waardevol advies. Sindsdien koesterde Wolpe een grote bewondering voor Busoni en sommige aspecten van Busoni's 'Nieuw Classicisme' beïnvloedde zijn denken.
Voor Wolpe, het Bauhaus was "de plaats, waar moderne kunst werd onderwezen en werd geëxperimenteerd, en waar wij naartoe reisden als pelgrims naar Jerusalem of Mecca". Verschillende leraren die hij leerde kennen - Gertrude Grunow, Itten, Kandinsky, Klee, Moholy-Nagy, Muche en Oskar Schlemmer - waren geïnteresseerd in de verbanden tussen de kunsten, en muziek en theater waren onderdeel van het Bauhaus programma.
De Bauhaus invloed is alom tegenwoordig in Wolpe's composities en geschriften, in zijn politieke engagement, zijn levenslange samenwerking met schilders, zijn interesse in jazz en populaire muzieksoorten, in de balans tussen strenge constructie en fantasierijke expressie, en de creative methode van zijn eigen leerstellingen.
Wolpe beweerde het meest te hebben opgestoken van schilders, terwijl hij van musici alleen had geleerd "zich te bevrijden van zijn leraren".

Wolpe vernietigde veel van zijn muziek uit de vroege jaren 20, maar hij bewaarde uitgebreide zangcycli op poëzie van Hölderlin, Kleist en Rabindranath Tagore.
Ook componeerde en improviseerde hij in jazz stijlen en verdiende zijn geld met het spelen bij zwijgende films en in cabarets.
Hij was gefascineerd door het Triadische Ballet van Oskar Schlemmer, hij componeerde muziek (verloren gegaan) voor Berthold Viertel's Berlijnse productie van Shakespeare's The Merchant of Venice en voorzag Hans Richter van muziek voor een van zijn films. Hij had dus een grondige kennis van experimenteel theater en film toen hij in 1928 aan zijn korte muziektheaterstukken Schöne Geschichten en Zeus und Elida begon.
De componist en criticus Hans Heinz Stuckenschmidt, bevriend met Wolpe vanaf 1923, schreef aan diens muziek beslissende invloeden toe van Schönberg, Hauer en Satie, en plaatste hem ideologisch gezien tussen Antheil en Eisler.
Inderdaad, een progressieve componist behoort politiek een socialist te zijn en muzikaal een dodecafonist : in zijn pianosonate Stehende Musik houdt hij zich bezig met de extremen van Antheil.
In 1923 wordt Wolpe lid van de 'Novembergruppe', de vereniging van linkse kunstenaars en schrijvers en trad op tijdens muziekavonden.
Maar naarmate het einde van de jaren 20 naderde, voelden veel kunstenaars de noodzaak, om in de strijd tegen het fascisme hun gematigd linkse houding in te ruilen voor radicalere denkbeelden. Dientengevolge engageerden Wolpe en zijn vriendn van het Bauhaus en de 'Novembergruppe' zich tussen 1929 en 1933 met de arbeidersbeweging.
Wolpe's eerste toonzettingen van teksten van communistische schrijvers, waren chromatisch, atonaal en dissonant, en werden daarom bekritiserd door Partijbonsen (Eisler?) als zijnde te extreem. Daarop matigde hij zijn stijl en schreef tonale marsen en arbeidersliederen, waarvan een aantal ook internationaal werd verspreid dankzij zangboeken die in Moskou waren uitgegeven.


He also provided music for dance and theatre companies, left-wing cabarets, union rallies and agitprop groups.
In 1931 he became music director of 'Die Truppe 31', a company of Communist actors led by the author Gustav von Wangenheim, whose first show Die Mausefalle had a very succesful run in Germany and Switzerland.
After the Nazi Chief of Police banned 'Die Truppe 31' in March 1933, Wolpe escaped from Germany and made his way to Vienna to study with Anton Webern and reconnect with his vocation as a professional composer.
Threatened with deportation by the Austrian police, Wolpe left Vienna after only four months and travelled to Palestine, where he could obtain a new passport.
Wolpe had not been conscious of his Jewishness and was never a Zionist, but it was here that he discovered his roots. He studied Hebrew and was fascinated by 'Oriental' musics both vernacular and classical. From Arabic maqamat he derived scales and forms that he applied in a series of Hebrew art songs, and in a set of instrumental compositions he developed concepts that George Perle later formalized as 'twelve-tone tonality'.
To Wolpe's colleagues at the Conservatoire in Jerusalem this music was utterly loathsome, and he found to his great chagrin that even though he had done much to provide simple music for the Jewish settlers and to teach youngsters composition, there was no place in Palestine for even a Jewish composer with such radical music and politics. He and his wife, Irma Schoenberg, departed for the United States in late 1938.
Wolpe made his home in New York City, where he became a sought-after teacher. Among his students in the 1940s were Elmer Bernstein, Morton Feldman, Isaac Nemiroff, Ralph Shapey and David Tudor.
He also became the guru of 'legit' music for New York jazz musicians who wanted to learn techniques of modern concert music: Eddie Sauter, Bill Finegan, George Russell, Johnny Carisi and Tony Scott found Wolpe to be an inspiring teacher. They in turn introduced Wolpe to bebop and modern jazz and Wolpe absorbed some elements of jazz, as he had Arabic music.
Wolpe's acculturation to North American life deepened with his association with the Abstract Expressionist painters, many of whom became his friends, and with the poets of the Black Mountain School, where he was musical director (1952-56).
But Wolpe remained an outsider to the main circles of professional concert music until the late fifties, when he returned to live in New York and became a regular participant in the summer courses at Darmstadt in Germany (1956-62).
Wolpe's last period of music from the 60s (he died in 1972 after a ten-year struggle with Parkinson's disease) provides a uniquely American adaptation of the Bauhaus paradigm, the politically situated yet rigorously progressive modernism that fanned out around the world from its birthplace at the Bauhaus.

Austin Clarkson (Stefan Wolpe Society, Toronto)
(liner notes of Ebony Band cd Zeus und Elida - see discography)
Vanaf zijn veertiende studeerde hij achtereenvolgens aan het 'Klindworth-Scharwenka Konservatorium' en de 'Berliner Musikhochschule' bij o.a. Franz Schreker en Ferruccio Busoni.
. Hij studeerde onder anderen bij Franz Schreker en Ferruccio Bussoni Tegelijk studeerde hij aan Bauhaus en ontmoette een aantal dadaisten. Zijn eerste muziek (1929-1933) was atonaal, gebaseerd op de twaalftoonstechniek van Arnold Schönberg. Hij werd echter steeds meer beïnvloed door de 'Gebruiksmuziek' van Paul Hindemith, die daarmee verheffing van de arbeiders in het algemeen tot doel had. Wolpe schreef dan ook een aantal werken voor vakbonden en communistische theatergroepen. Dit had direct tot gevolg dat zijn muziek meer toegankelijk werd; zijn liederen werden net zo populair als die van Hanns Eisler.
Toen de Nazi's aan de macht kwam in Duitsland, vluchtte Wolpe via Oostenrijk (1933-1934) waar hij nog les kreeg van Anton Webern, Roemenië en Rusland naar Palestina (destijds een Brits mandaat). Hij verbleef daar van 1934 tot 1938 schreef een aantal eenvoudige composities speciaal voor Kibboets. Daarnaast bleef hij complexe composities afleveren dien nog steeds atonaal waren. Hij gaf daar een aantal jaren les aan het conservatorium in Jeruzalem.
Uiteindelijk vertrok Wolpe in 1938 naar de Verenigde Staten, New York City. Hij kwam daar gedurende de jaren 50 in contact met abstracte expressionisten (schilderkunst). Wolpe aanvaardde de aanstelling als Directeur Muziek aan het Black Mountain College; een functie die hij bekleedde van 1952 tot 1956. Ook was hij betrokken bij de zomercursussen in Darmstadt. Hij gaf onder meer les aan Morton Feldman, Ralph Shapey, David Tudor, en Charles Wuorinen.
In 1952 trouwde hij met dichteres Hilda Auerbach.
Op latere leeftijd werd hij slachtoffer van de Ziekte van Parkinson en overleed in 1972.

Bron: Wikipedia