[1878-1934]

Franz Schreker

Franz Schreker (oorspronkelijk Schrecker; 23 maart 1878 – 21 maart 1934) was een Oostenrijks componist, dirigent, leraar en bestuurder.Hij werd geboren in Monaco als oudste zoon van de joodse hoffotograaf Ignaz Schrecker en de katholieke Eleonore von Clossmann. Het gezin zwierf aanvankelijk door Europa, maar na de vroege dood van vader Schrecker (1888) vestigde men zich in Wenen waar de jonge Franz in 1892 leerling werd van het Conservatorium.
Hij begon met een vioolstudie bij Sigismund Bachrich en Arnold Rose en nam vervolgens compositieles bij Robert Fuchs, bij wie hij in 1900 afstudeerde. Zijn eerste succes behaalde hij met een Intermezzo voor strijkers op. 8, waarmee hij in 1901 een belangrijke prijs van 'Neue musikalische Presse' won.
Na zijn conservatoriumtijd deed Schreker diverse baantjes om den brode. Zijn eerste opera Flammen, voltooid in 1902, viel geen uitvoering ten deel. Met de door hem opgerichtte 'Verein der Musikfreunde Döbling' begon in 1895 ook zijn dirigenten loopbaan.
In 1907 richtte hij het Weens Philharmonisch Koor op, dat hij tot 1920 dirigeerde. Tot de vele premières die dit koor gaf behoorden ook Zemlinsky's Psalm XXIII, en van Schönberg Friede auf Erden en de Gurrelieder.
Met de 'pantomime' Der Geburtstag der Infantin, een opdracht van de danseres Grete Wiesenthal en haar zuster Elsa voor de opening van de 'Kunstschau' 1908, trok Schreker voor het eerst de aandacht als componist. Het succes van dit projerct leidde tot meer dansgerelateerde werken voor de twee zusters, te weten Der Wind, Valse Lente en Ein Tanzspiel.  In november 1909 vond een stormachtige première plaats van een complex intermezzo (getiteld Nachtstück) uit de opera Der ferne Klang. Aan deze opera had Schreker vanaf 1903 gewerkt, maar zij beleefde haar eerste uitvoering pas in 1912, in Frankfurt. Met deze uitvoering vestigde Schreker voorgoed zijn naam als componist. In hetzelfde jaar bood conservatoriumdirecteur Wilhelm Bopp Schreker een voorlopige positie aan als leraar aan het instituut waar hij zelf had gestudeerd, de Weense 'Musik Akademie'; in 1913 werd deze aanstelling definitief. Een succesvolle tijd brak voor hem aan. Het uitbreken van de eerste wereldoorlog betekende echter een tijdelijke onderbreking van zijn successen, maar met de première van zijn opera Die Gezeichneten op 25 april 1918 in Frankfurt, was Schreker volledig terug in de eerste rijen van hedendaagse operacomponisten.
Met de eerste uitvoering van Der Schatzgräber, op 21 januari 1920, eveneens in Frankfurt, bereikte hij het hoogtepunt van zijn carrière. De Kammersymphonie voor 23 instrumenten, die Schreker tussen de twee opera's door schreef (1916), blijft tot op heden zijn meest gespeelde werk.  
In 1920 werd Schreker benoemd tot directeur van de Berlijnse 'Hochschule für Musik', waar hij tot 1932 vele grote talenten van die tijd onder zijn hoede had, zoals Berthold Goldschmidt, Alois Hába, Jascha Horenstein, Julius Bürger, Ernst Krenek, Artur Rodziński, Stefan Wolpe, Zdenka Ticharich en Grete von Zieritz.
Schrekers faam en invloed waren op hun hoogtepunt gedurende de eerste jaren van de Weimar Republiek, toen hij, na Richard Strauss, de meest uitgevoerde, levende operacomponist was. Zijn ster daalde echter vanaf de gemengd ontvangen première van zijn opera Irrelohe (Keulen 1924 o.l.v. Otto Klemperer) en het fiasco van Der singende Teufel (Berlijn 1928 o.l.v. Erich Kleiber).
Politike ontwikkelingen en het opkomende anti-semitisme (Schrekers vader was joods) droegen bij tot het einde van zijn carrière. Rechtse demonstranten ontsierden de première van Der Schmied von Gent (Berlijn 1932) en onder druk van de  nationaalsocialististen werd de uitvoering van de aan Schönberg opgedragen opera Christophorus in 1933 zelfs verboden (de première vond pas in 1978 plaats). Tenslotte verloor Schreker in juni 1932 zijn positie als directeur van de 'Musikhochschule' (gelijktijdig met Schönberg) en in het volgende jaar ook zijn leraarschap aan de 'Akademie der Künste'.
Op zijn hoogtepunt was Schreker een gevierd operacomponist van het niveau Strauss en Wagner, in december 1933 kreeg hij, onteerd, vernederd en moreel gebroken, een hartaanval, waaraan hij uiteindelijk twee dagen voor zijn zesenvijftigste verjaardag overleed.  
Wikipedia/WH
zie ook: www.schreker.org
www.orelfoundation.org